Het is een sprookje van het mooiste aquamarijn. De kleine zeemeermin door Hans Christiaan Andersen. In het sprookje verhalen de zeemeerminzusjes over de wereld boven water, waarin bossen en steden zijn, maar ook zeeën en ijsbergen en andere prachtige dingen die echter, wanneer je ze allemaal gezien hebt, nooit zo mooi zijn als de wereld op de bodem van de zee.
De kleine zeemeermin (vijftien jaar nog slechts) heeft echter een nog hoger verlangen. Zij wil in de Hemel komen. Zij weet de liefde van de prins te winnen, maar zal na haar huwelijk al na één dag sterven. Dat verscheurt haar van binnen.
Nog éénmaal kan zij kiezen tussen het eindige leven in de diepzee (al worden zeemensen wel driehonderd jaar oud) of het eeuwig leven in de hemel: zij verkiest het laatste.

Toch zit er iets vreemds in het sprookje van Andersen, want de mensen verlangen naar de hemel zoals kleine zeemeerminzusjes naar de aarde. Maar uiteindelijk verlangen de zeemensen toch vooral naar de zee. Je zou dus denken dat de mensen in de hemel al snel hun belangstelling naar het hemelse rijk zouden kunnen verliezen. Laat Andersen ons met dit verhaal, misschien onbedoeld, de betrekkelijkheid van het verlangen naar de hemel zien?