Het was de tijd van paard en wagen. Je had geen radio, laat staan televisie; Er was de krant. Het idee was niet nieuw, maar Henri Desgrange maakte het groter, ultiemer, legendarischer: geen Bordeaux-Parijs, maar een Ronde van Frankrijk: een race over de grens van het menselijk kunnen, maar volgens Desgrange kon het toch en tot op de dag van vandaag is het onzeker of hij daarin gelijk heeft.

L'Auto (later L'Équippe) zag zijn oplage verdubbelen en toen vertienvoudigen en de sportwereld beleefde een evenement dat alleen in superlatieven te beschrijven valt. De nummer één, bedacht Desgrange, rijdt in de gele trui (de kleur van zijn krant) en zo werd het geel de meest felbegeerde tricot van het wielrennen, waarvan de drager niet zelden boven zichzelf uit stijgt.
Niet alleen Greg Lemond en Lance Armstrong bewijzen de bovenmenselijke prestaties van onze wielerhelden, ook Zoetemelk kwam in 1974 ernstig ten val en zou wellicht nooit meer rijden. Maar in '75 reed hij weer. En hoe. In 1980 mocht hij in Pau de gele trui om zijn schouders dragen (na het uitvallen van Hinault), maar hij weigerde: eerst zou hij zelf de trui verdienen en dàn zou hij hem dragen. En dat deed hij. Tot in Parijs. Zijn mooiste zegen ooit.