Mijn opa had een kanariepietje. Hoe geel het vogeltje precies was, ben ik vergeten, maar wel weet ik dat het op zijn vrolijkst zong als mijn opa zich aan het scheren was. Misschien in een poging het sonore geluid van het elektrisch scheerapparaat te overstemmen, maar zijn zang klonk nooit schel of indringend, doch integendeel gevarieerd en zuiver, zodat het voor mijn opa een groot genoegen was om zich tegenover het diertje zetten met de Philishave, waarvan in 1970 het honderdmiljoenste exemplaar verkocht werd; voor mijn opa een wel zeer geslaagde aankoop.

Het succes van de kanarie (indirect genoemd naar de hond, omdat de Romeinen de eilandengroep bij Spanje naar de aanwezigheid van de bloedhonden de Canarische eilanden noemden, de latere naamgevers van de kanarie) moet behalve in zijn zang gezocht worden in zijn kleur, want geel is (mits goed gedoceerd) een kleur met een grote aantrekkingskracht op Chinese keizers, expressionistische schilders, profwielrenners en kinderen, maar ook op opa’s, die het diertje de juiste aandacht kunnen geven zonder welke het geen goed leven kan hebben.