Hoorde je vroeger de naam vermiljoen zeggen, bijvoorbeeld in verband met onze nationale driekleur, dan kreeg deze kleur een glas die het als rood nooit had. Het vermiljoen klinkt immers als een vergrotende trap van miljoen en daarmee dus van heel erg veel, maar de werkelijkheid is dat vermiljoen is afgeleid van het latijn vermiculus, dat kleine worm betekent.
Zoiets gebeurde er ook wanneer onze schoolmeesters de naam Vondel uitspraken: Vondel was een dichter, een toneelschrijver, een Nationale figuur van wie immers ieder jaar nog stukken werden opgevoerd en bovendien: hij leefde in de Gouden Eeuw.

En ja, Vondel dichtte: Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten/ Erbarremt over my en mijn benaeuwde vesten en ander beroemd werk, maar toch spreekt Vondel bij het grote publiek niet aan (ook in zijn eigen tijd al niet), daarvoor is hij, eenvoudig gezegd, te hoogdravend. Zonder de in- en uitleiding van de schoolmeester - en tussentijdse studie - is Vondel nauwelijks te begrijpen en het is dus niet verwonderlijk dat dezen zijn naam als vermiljoen op hun lippen hebben. Vondel en schoolmeesters horen bij elkaar als Cinnaber en China, als kwiksulfide en vermiljoen.