Rozen zijn rood, viooltjes zijn blauw, ziedaar de twee liefdesgeuren verenigd in een simpele versregel, waarop zo eindeloos gevarieerd is.
De zoete geuren van de bosviool gaven hun Europese naam aan dit van oorsprong Koerdische strijkinstrument dat rond 1600 nog dof en bescheiden moet hebben geklonken, maar allengs uitgroeide tot het instrument zoals we dat tegenwoordig kennen.

Het geeft misschien iets weer van de buigzaamheid van het violet: het blauw-paars dat nu eens zeer verheven en dan weer nederig kan zijn, maar alleen voor wie het hoog en laag verenigen kan: een meester, een koning, een vrouw.

Pas met Shakespeares Twelfth Night ("If music be the food of love, play on") weet Violet de wereld voor zich te winnen.

Feed on her damask cheek: she pined in thought,
And with a green and yellow melancholy
She sat like patience on a monument,
Smiling at grief. Was not this love indeed?