Het was Nero zelf die in 66 de eerste, gouden spa de grond in stak. Dromend van misschien wel nog grotere werken werd hier toch onmiskenbaar iets groots verricht: een kanaal door de landengte van Korinthe. Zesduizend dwangarbeiders uit Juda werden vervolgens aan het graven gezet.

De gevangenen waren in 66 in opstand gekomen tegen de Romeinen. Nero had Vespasianus met een leger van 60.000 soldaten op hen afgestuurd, dat er in slaagde om de opstandelingen weer enigszins in het gareel te krijgen. De strijd liep echter uit op een slachting onder de Joden tot in 70 tenslotte Jerusalem met de grond gelijk werd gemaakt. Alleen de klaagmuur bleef overeind. Dat was niet het werk van Vespasianus, maar van zijn zoon Titus die hem was opgevolgd nadat zijn vader tot keizer van het Romeinse Rijk was uitgeroepen.

Aanvankelijk vorderde de arbeid bij Korinthe gestaag, maar toen Nero er niet meer was, stokte de werkzaamheden. Kilometers waren er toen al uitgegraven. Maar het werk bleef onvoltooid achter. Tot halverwege de 19e eeuw het tijdperk van de grote kanalen aanbrak: Panama, Suez, Korinthe.